De liturgie: in een Oosters-orthodoxe kerk zult u geen kerkorgel aantreffen. De a-capella gezongen liederen omlijsten de kerkdienst, de Goddelijke Liturgie. De liturgie die heden ten dage wordt gevierd, is voornamelijk ontwikkeld in Constantinopel of Byzantium. De grote kerkvaders Johannes Chrystostomus, Basilius de Grote en Gregorius de Grote hebben destijds beschreven wat zij in de praktijk in de Kerk tegenkwamen. Hierop zijn de huidige liturgieën gebaseerd. De Goddelijke Liturgie van de H. Johannes Christostomus is de meest gebruikte liturgie in de Oosters-Orthodoxe kerk. Het is gebruikelijk om de liturgie in de landstaal te vieren, voor de Russisch-Orthodoxe Kerk en de Oekraiens-Orthodoxe Kerk is dit het Kerkslavisch.
De oude Slavische kerkzang: de gezongen liederen bij de liturgie hebben in de loop der eeuwen heel wat veranderingen ondergaan. De oorsprong van de Slavische kerkmuziek ligt in de Griekse en Bulgaarse zang. Al vrij snel gaat deze zich echter zelfstandig ontwikkelen. De oudste zangwijze is de znamennyj zang en bestaat uit een systeem van melodieën die 8 tonen bevat. Tussen de 15e en 17e eeuw ontwikkelt zich de vroeg-Russische meerstemmigheid en de kerkmuziek wordt daarbij ook sterk beïnvloed door Slavische volksmelodieën.
West-Europese invloeden: in de 17e eeuw vinden grote veranderingen plaats in de Russische muziekstijl. Vanuit Polen dringen via West-Oekraïne westerse invloeden het toenmalige Russische Rijk binnen. De Slavische kerkmuziek verwereldlijkt en nieuwe vreemde elementen worden ingevoerd. In de 18e eeuw worden aan het hof van de tsaar in Sint-Petersburg de beste Europese kunstenaars uitgenodigd, onder wie bekende Italiaanse muzikanten en componisten. Zij krijgen de opdracht zowel wereldlijke- als kerkmuziek te schrijven. Belangrijke componisten uit die tijd die zich onder Italiaanse invloed bevinden, zijn Berezovski en Bortnjanski, beiden van Oekraïense afkomst.
Verlangen naar de eigen wortels: in de 19e eeuw wordt de kloof tussen de oude kerkzang en de meer verwereldlijkte kerkmuziek steeds groter. Er komt een steeds groter wordend verlangen om terug te keren naar de eigen wortels en de oorspronkelijk melodieën. Componisten als Glinka en Tsjaikovski proberen met hun composities aan dit verlangen gehoor te geven. Tsjaikovski schrijft 2 cycli: de Liturgie en de Vespers. Zo ontstaat er een nieuwe richting in de geestelijke muziek. Componisten als Grebensjikov, Kikta, Kastalski en Tsjesnokov bewerken de oude melodieën op een originele, niet aan de westerse harmonieleer gebonden manier. Het hoogtepunt in de ontwikkeling van de harmonisatie van oude gezangen vormen wellicht de Vespers van Rachmaninov.